Aan zee (1)

19 augustus, 2009


Aan zee is alles anders, en toch steeds hetzelfde. Hier loop ik dan, aan de Hollandse kust, waar ik geboren ben. Langs de oprukkende vloedlijn, met mijn voeten in het water. Geruis, golven rollen, water spat op. Broekspijpen plakken aan m'n benen.

Een vertrouwd gevoel. Alsof ik niet weggeweest ben. De kust, de golven, de branding, het zout, de geur, het zand, de meeuwen, het geraas, de eindeloze herhaling – er is niks veranderd sinds 1970, toen ik geboortestad Den Haag voor het toenmalige dorp Zoetermeer verruilde, en ik alleen nog af en toe met mijn kinderen naar het strand toog. Na 1994, toen mijn gezin en ik vier provincies naar het noorden opschoven - Utrecht, Gelderland, Overijssel, Drenthe – ben ik helemáál verdrietigmakend weinig aan zee geweest.

Ik mis de kust. Niet genoeg om terug te gaan naar Holland – ik moet er niet aan denken – maar voldoende om af en toe naar Gaasterland te rijden. Het Aldemirdummer klif, de zee bij het Rijsterbos – over de dijk van Stavoren naar Hindeloopen, dat stilt de goesting naar de kust afdoende. Gek eigenlijk – ondanks het gemis van zee en kust heb ik me in Zuid-Holland nooit zo thuis gevoeld als in Drenthe. Voelde me daar nooit Zuidhollander, maar hier in de Olde Landschap – ja, dit is ook mijn provincie. Kom je aan Drenthe, dan kom je aan mij. Nee, ik bén geen Drent, maar door het landschap en de mensen voel ik me hier thuis, meer dan in de Hollandse polders. Ik hou niet van die open, lege vlaktes, zoek meer de beschutting van bosjes en boomwallen, waarachter je kunt schuilen. Zou dat de natuur in mij zijn? Een tijdje geleden schreef ik over onze verre voorouders, die vele duizenden jaren lang leefden van wat het land hun bood, die er jaagden en bejaagd werden. Dat moet toch nog in onze genen zitten?

Wat zit er nog aan natuur in mij? Ik heb me die vraag de afgelopen weken herhaaldelijk gesteld en kom er op terug. Het is geen goede vraag. Als mens ben ik een prodúct van de natuur, mensen komen er uit voort. Met eigenschappen zoals voortplantings- en overlevingsdrift, competitie, neiging tot ordening van de (natuurlijke) chaos, en vermoedelijk nog veel meer. Maar is die natuur in de loop der millennia niet ongelooflijk veranderd, net als 'de mens'? Misschien moet ik die vraag anders stellen: hoe ver sta ik af van mijn oorspronkelijke natuur?