Mond op mond

21 oktober, 1991


Het gaat niet goed met de Nederlandse bevolking. Sterker: ik verwacht  elk moment dat er epidemieën uitbreken op willekeurige plaatsen, die onze natie op alle vitale punten zullen verlammen. Als ik tenminste af moet gaan op al die landgenoten die zweren bij mond op mondreclame. Ik wil die lieden graag bekeren: mondelinge aanprijzingen geschieden van mond tot mond. Alleen als het om een commerciële activiteit gaat die door Miss World of mijn eigen vrouw wordt overgebracht wil ik de foute uitdrukking graag door de vingers zien.

Ik geef toe dat het beoefenaren van het Nederlands niet gemakkelijk wordt gemaakt. Want wanneer is het nu doordat en wanneer omdat? En wat is het verschil tussen verantwoording en verantwoordelijkheid? Blijkbaar en klaarblijkelijk? Begin en start worden tegenwoordig te pas en te onpas door elkaar heen gebruikt en dat is onjuist. Van een start is sprake wanneer zo'n vent met een pistool het startsein geeft voor de wedstrijd. In alle andere gevallen moeten we beginnen. Een startende ondernemer en starters op de woningmarkt bestaan dus niet, taalkundig gezien.

Nóg een woord dat in bijna geen reclame-uiting ontbreekt: uniek. Enig in zijn soort betekent dat , maar daar stoort bijna niemand zich aan. Veel fouten zijn onuitroeibaar. Helemaal niet kapot te krijgen is deze: de emancipatiegedachte heeft de laatste jaren steeds meer terrein gewonnen. Zo’n zin suggereert dat we het einde der tijden naderen. Dat is misschien ook wel zo, maar beter is toch: de afgelopen jaren.

Zo kan ik nog een tijdje doorgaan. In het gesprek en in geschreven teksten worden vaak woorden gebruikt die de lading net niet helemaal dekken. Zeker in plaats van bepaald. Praktisch in plaats van bijna. Dat zijn van die fouten die ik eigenlijk alleen maar vakbroeders aanreken. Collega’s die maar blijven schrijven ondanks het feit dat terwijl hoewel precies hetzelfde zegt. Ik heb eens een collega professorisch zien schrijven terwijl hij provisorisch bedoelde. Zijn ster daalde aanzienlijk toen.

De meeste toespraken die ik tijdens mijn schrijvend beroep moet beluisteren, stemmen mij wanhopig. Om maar te zwijgen van de rapporten die ik vaak snikkend dóórworstel, en waar bestuurders op alle niveaus verantwoordelijkheid voor dragen. Kennelijk in elkaar gedraaid door ambtenaren die elke logica en elk taalgevoel ontberen, wat op papier duidelijk blijkt. Van hen verwacht ik niets meer. En van anderen? Nu moet ik uitkijken. Ik wil niet het risico lopen dat ik op straat word besprongen door mensen die ik veroordeel omdat ze nooit niet  of nooit geen bezigen. Die liggen/leggen, kunnen/kennen door elkaar gebruiken of het tuttifrutti is. Kunnen heel aardige mensen zijn. Bovendien, geheel foutloos Nederlands produceert bijna niemand. Maar er zijn van die fouten die we geen van allen mogen maken. Gebruik nooit enigste omdat enige al genoeg zegt. En vermijd: dat boek heb ik van hem gehad. Daaruit blijkt dat het boek nu niet langer in het bezit van de ontvanger is. Goed is: gekregen. Hoort zegt het voort. Van mond tot mond.